Lang lang geleden, bij de Maya’s, was er een koning. Hij heette: Quetzalcoatl. Dat betekent: 'gevederde slang'. Je spreekt het uit als: kwetzalkoatel. Een legende zegt: dat er toen een boze tovenaar kwam en dat Quetzalcoatl GEK werd. Hij maakte een vlot van slangen en verdween dan op het water.
De azteken en de Tolteken bleven chocolatl drinken om hun koning te eren in de hoop dat hij terug kwam. 500 jaar geleden kwam Christoffel Columbus aan in Amerika. De Azteken en de Tolteken dachten dat het quetzalcoatl was! (*) Ze eerden hem en Columbus snapte er niks van.
Columbus en zijn soldaten vonden goud!!!! Columbus nam het goud mee naar Spanje. Cortés hoorde ervan en ging naar Amerika. Hij proefde van de chocolatl en nam als eerste een cocoaboon mee naar Spanje. De koning wou proeven van die chocolatl. Hij vond het niet bepaald lekker. Toen deden ze er room en suiker bij en het werd het lievelingsdrankje van de koning: chocomelk!
Conan
* Niet iedereen gelooft dat verhaal van Cortés en de Azteken die dachten dat hij Quetzalcoatl was. Waarschijnlijk heeft hij de Azteken zo snel overwonnen omdat de Spaanse soldaten sterkere wapens hadden uit ijzer. Ze dragen ook een helm en een harnas. De Azteken hadden wapens van hout… Geen eerlijke strijd dus.
De boon
Een cacao-boon weegt maar één gram. De kleur van de boon is bruin. De boon is niet lekker omdat hij bitter smaakt. Cacoa-bonen zitten in een cacoa-vrucht. De vruchten groeien aan een boom. Met cacao-bonen maak je chocolade. De mannen hebben de bonen laten drogen. De mannen hebben de bonen in een zak gestopt. De mannen hebben de bonen naar andere landen gestuurd. De cacaobonen zijn nu in de bakkerij en de kok gaat chocolade maken!